Agent interaction: abstract approaches to modelling, programming and verifying multi-agent systems

Computer systems and their applications are becoming increasingly more complicated. Modern systems often consist of multiple independent parts (hardware and software), which interact with their environment. Computers communicate with other computers, exchange information with and receive commands from their human users and receive information about their physicalor virtual environment. This high degree of interactivity leadsto an inherently larger degree of complexity, which needs to be managed and controlled. An important means to reduce complexity is abstraction. Abstraction meansfinding intuitive concepts to model the complex reality and leaving outunderlying details. In the field of multi-agent systems, in which the work ofthis thesis fits, anthropomorphic abstractions are oftenused. Anagent is an autonomous piece of software, designed and/or built in terms ofanthropomorphic concepts, which interacts with other agents and its environmentin such a way that it takes into account the dynamic circumstances and strives to achieve its aims. In this thesis, we focus on agent interaction. Starting from different viewpoints in the field ofmulti-agent systems, we introduce a number of new abstract concepts for agentinteraction. A danger of using abstraction is that abstract concepts areintroduced without grounding them in the computational reality. Therefore, wetake care to always relate our abstract notions to lower-level concepts. We start in Chapter 2 by anchoring three already existing and popular agentconcepts, which are belief, desire and intention, in externally observableagent behaviour. We provide criteria which formally describe when behaviour of an agent indicates that the agent has a certainmental state (a belief, desire or intention). These criteria can be used by agents themselves to attribute belief, desire and intention to other agents, onthe basis of observed behaviour. Chapter 3 deals with agent verification. As the complexity of agent systems ishigh, verification of these systems is very difficult. We develop two principleswhich aid in making verification of agent systems more manageable. The firstprinciple is language abstraction. We use two logical languages to phraseproperties, an abstract one and a detailed one. Properties in theabstract language are shorter and more intuitive than properties in thedetailed language. The second principle is constructing abstract, generic,reusable systems of properties and proofs. In Chapter 4 we present a new model of agents, which focuses on agentinteraction. Our model explicitly includes the dynamic environment. We have areal-time model: actions have a duration. This means that actions of one or more agents can takeplace during overlapping time frames, leading to harmful interference orbeneficial synergy. Agents can perform group actions, which means that themembers of the group perform individual actions in a coordinated manner. In Chapter 5, we develop the programming language GrAPL (Group AgentProgramming Language), intended to program multi-agent systems in which agentscan form temporary alliances to perform group actions. Before a group actions isperformed, the agents communicate with each other to pose demands on details ofthe action and the composition of the group of actors. The programming languagehas a formal operational semantics. We generalise the idea of Chapter 5 in Chapter 6, by looking at group plansinstead of group actions. A group plan is a composed action, consisting of bothindividual actions and group actions, which are partially ordered in time. Weprovide a new high-level coordination language which heterogeneous agents canuse to discuss group plans and to execute them in a synchronised manner

Hoe ging het met Hanze-medewerkers tijdens de coronacrisis?

Het lectoraat Talentontwikkeling in Hoger Onderwijs en Samenleving heeft tijdens de coronacrisis onderzoek gedaan naar het welzijn van docenten en andere medewerkers en naar de impact van de coronacrisis op het onderwijs. In juni 2021 en januari 2022 zijn vragenlijsten afgenomen. Op deze poster staat een deel van de resultaten uit de tweede vragenlijst. Deze vragenlijst is ingevuld door 525 docenten en 772 overige medewerkers

Lessen uit de coronapandemie voor de Hanzehogeschool:behoeftes van medewerkers met het oog op de toekomst

Door de coronacrisis moest van de één op de andere dag onderwijs op afstand worden gegeven en thuis worden gewerkt. Het lectoraat Talentontwikkeling in Hoger Onderwijs & Samenleving (TOHOS) heeft in opdracht van het CvB onderzocht hoe docenten en andere medewerkers binnen de Hanzehogeschool Groningen (HG) deze periode hebben ervaren, wat we daarvan kunnen leren en hoe docenten kijken naar de toekomst. Uit het onderzoek komt naar voren dat de overgang van fysiek naar online onderwijs voor veel docenten niet zonder slag of stoot ging. Online onderwijs vraagt om andere didactische vaardigheden en een andere lesvoorbereiding van docenten dan fysiek onderwijs. Docenten hadden online moeite om studenten betrokken te houden en interactie te stimuleren. Ook na bijna twee jaar online onderwijs gaven docenten aan dat ze zichzelf minder vaardig achten in het geven van online onderwijs dan fysiek onderwijs. De HG wil in de komende jaren gaan inzetten op flexibel onderwijs. Online onderwijs kan hierin een belangrijke rol spelen, omdat hiermee kan worden aangesloten op de behoeftes van de individuele student. Het is daarom van belang om docenten de komende periode de mogelijkheid te geven om zich te verdiepen in blended werkvormen, hierover kennis en ervaringen uit te wisselen met collega’s en de benodigde didactische vaardigheden te ontwikkelen. Uit dit onderzoek blijkt dat docenten welwillend staan tegenover de inzet van online onderwijsvormen, maar alleen als deze een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs en/of grote praktische voordelen met zich meebrengen voor de docent en student. Ze vinden het van belang dat de inzet van online onderwijs door de HG goed onderbouwd en doordacht wordt en dat duidelijk wordt gecommuniceerd wat hierin van hen verwacht wordt. Ook geven zij aan dat blended onderwijs pas kans van slagen heeft indien randvoorwaarden als roostering, apparatuur en werkruimte goed op orde zijn. Deze zijn nu nog onvoldoende ingericht op het geven van blended onderwijs. Docenten ervaarden tijdens de coronacrisis een hoge werkdruk. Het kostte hen veel tijd en energie om zich de nieuwe online onderwijsvormen eigen te maken en tegelijkertijd de kwaliteit van het onderwijs hoog te houden. Ook vonden ze het lastig om de grens te bewaken tussen werk en privé, hoewel ze vrijheid die door thuiswerken ontstaat om hun eigen tijd in te delen waardeerden en graag willen behouden. Het gebrek aan contact met collega’s en studenten had daarnaast een grote weerslag op het welzijn en de bevlogenheid van docenten. Ook nu er weer deels op kantoor wordt gewerkt komt de gemeenschapsvorming met collega’s maar moeizaam op gang

Kennisoverzicht: Onderzoek en Hulpbronnen rondom Online en Blended Onderwijs binnen de Hanzehogeschool Groningen en in Nederland

Dit document biedt een overzicht van bestaande hulpbronnen, cursussen en onderzoeksprojecten op het gebied van online/ blended onderwijs. Binnen de Hanzehogeschool zijn gedurende de corona pandemie een aantal mooie initiatieven tot stand gekomen, die inspiratie en ondersteuning kunnen bieden in de opkomende transitie naar blended onderwijs. Ook buiten de Hanzehogeschool wordt er op dit vlak veel onderzoek gedaan en kennis gedeeld. In dit overzicht zijn daarom zowel interne als externe initiatieven opgenomen. Deze lijst is niet uitputtend, maar biedt een startpunt voor iedereen die zich verder wil verdiepen in blended onderwijs, binnen de organisatie en/of daarbuiten

Combining economic and social goals in the design of production systems by using ergonomics standards

In designing of production systems, economic and social goals can be combined, if ergonomics is integrated into the design process. More than 50 years of ergonomics research and practice have resulted in a large number of ergonomics standards for designing physical and organizational work environments. This paper gives an overview of the 174 international ISO and European CEN standards in this field, and discusses their applicability in design proces

A tympanic bulla of a grey whale (Eschrichtius robustus)

A bulla tympanica of a grey whale (Eschrichtius robustus) from Wijster (Dr.). The animal remains from the native Roman-period village at Wijster (province of Drenthe) were published by Dr Anneke T. Clason in 1967. Most of the remains are poorly preserved cattle and horse bone fragments. About half of them come from animal graves in farmyards or along village roads, which most probably are ritual deposits. At the beginning of 2018, Ernst Taayke found among the material from a grave of a horse and a cow, animal grave 12, an unidentified bone, find number 1266, that he did not recognize. The bone was found to be a bulla tympanica of a grey whale (Eschrichtius robustus), a very rare find. Animal grave 12 was a ritual deposit in the yard of farmhouse 77, dated 3rd/4th century AD. In this paper we discuss how we established the whale species, the possible origin of the whale bone and the meaning of the whale bone in this ritual deposit of a horse and a cow

Atorvastatin pleiotropically decreases intraplaque angiogenesis and intraplaque haemorrhage by inhibiting ANGPT2 release and VE-Cadherin internalization

Funding This work was supported by a grant from the European Union, MSCA joint doctoral project MoGlyNet [675527].Peer reviewedPublisher PD

Lengthening adalimumab dosing interval in quiescent Crohn's disease patients: Protocol for the pragmatic randomised non-inferiority LADI study

Introduction Adalimumab is effective for maintenance of remission in patients with Crohn's disease (CD) at a dose of 40 mg subcutaneously every 2 weeks. However, adalimumab is associated with (long-term) adverse events and is costly. The aim of this study is to demonstrate non-inferiority and cost-effectiveness of disease activity guided adalimumab interval lengthening compared to standard dosing of every other week (EOW). Methods and analysis The Lengthening Adalimumab Dosing Interval (LADI) study is a pragmatic, multicentre, open label, randomised controlled non-inferiority trial. Non-inferiority is reached if the difference in cumulative incidence of persistent (>8 weeks) flares does not exceed the non-inferiority margin of 15%. 174 CD patients on adalimumab maintenance therapy in long-term (>9 months) clinical and biochemical remission will be included (C-reactive protein (CRP) 250 μg/g, CRP≥10 mg/l, HBI≥5. Secondary outcomes include cumulative incidence of transient flares, adverse events, predictors for successful dose reduction and cost-effectiveness. Ethics and dissemination The study is approved by the Medical Ethics Committee Arnhem-Nijmegen, the Netherlands (registration number NL58948.091.16). Results will be published in peer-reviewed journals and presented at international conferences. Trial registration numbers EudraCT registry (2016-003321-42); Clinicaltrials.gov registry (NCT03172377); Dutch trial registry (NTRID6417)